Wat de levenden doen
De gootsteen is al dagen verstopt, er zit waarschijnlijk iets vast. De gootsteenontstopper helpt niet en ruikt levensgevaarlijk. Ondertussen stapelt de afwas zich op. De vieze borden wachten op een loodgieter die ik nog steeds niet gebeld heb.
Het is winter, de lucht is een diep, koppig blauw, het felle zonlicht dwingt zich door mijn ramen naar binnen.
Al weken denk ik: dit is wat de levenden doen. Ik dacht het gisteren, toen ik me haastte door de Amsterdamse straten, thee morste over mijn mouw. En later nog eens, toen ik een haarborstel kocht: dit is het leven. Wat jij het eeuwige verlangen noemde. Wat jij moest opgeven.
We willen dat de lente begint en dat de winter voorbij gaat. We willen gebeld worden, of juist niet. Een berichtje ontvangen, een kus – we willen meer en meer en dan nog meer…
Maar soms vang ik een glimp van mezelf op (in het raam van de boekhandel bijvoorbeeld) en word ik gegrepen door een gevoel van liefde, een diepe koestering
voor de wind in mijn gezicht, mijn warrige haar, mijn lichaam in mijn warme winterjas
dan ben ik sprakeloos:
Ik leef. Ik herinner me jou.
Een eigen vertaling van het gedicht What the Living do van Marie Howe.
留言