top of page
Milou Voskuilen
Roest.
En soms sterf ik niet, maar vecht ik met hem
tot mijn knokkels bloeden, tot de wereld om mij heen
naar roestig ijzer ruikt en ik vermoeid
in slaap val op zijn borst.
Het is geen onbekend terrein,
ik ben hier eerder geweest: aan de rand van het leven, terug
in zijn armen.
Maar nu bouw ik een huis – spijkers en schroeven –
en wij zullen er leven; onze liefde is dik
knoestig als een boom, hard als de huid van een litteken.
Het groeit dicht, hoe dan ook, zoals het onkruid
over ons huis zal groeien, lang
nadat ik er niet meer was.
*
Dit gedicht maakt deel uit van de reeks De afotische zone die in zijn geheel in Het Liegend Konijn verscheen
bottom of page