top of page

Pulp.

´s Ochtends was ik de deur uitgegaan en kocht de tulpen. De bloemen lonkten me, verraadden me. Ik had ze in een vaas gezet en vanaf de deuropening naar mijn huiskamer gekeken. Ik wilde een nieuw beeld voor trouw. Ik wilde de valsheid eruit kunnen slaan. Toen ik de foto in zijn broekzak vond had ik hem gevraagd: ‘Moet ik me zorgen maken?’

Het was gebeurd zonder dat ik iets had gemerkt. Pas toen ik haar vond, verfrommeld in zijn broekzak, wist ik dat ik was vervangen.  De vrouw op de foto lachte me tegemoet. Volle lippen, tanden recht en wit. Een carnivoor. ‘Zij heeft er niets mee te maken,’ zei hij. ‘Dit gaat over ons.’

Ik wilde weten wanneer hij gestopt was van me te houden. Ik wilde het exacte moment. Was het langzaam gegaan? Had hij op een ochtend naar me gekeken en beseft dat hij geen liefde meer voelde? Dat wat hij voelde slechts een herinnering aan een herinnering was? Had hij genoeg van mij gehad? Hoe het ook was gegaan; ik had niets gemerkt. Hij lag avond na avond naast me, vredig aan zijn kant van het bed. We spraken over een vakantie naar Slovenië. We kochten een blender. Iedere ochtend pureerde ik groenten en fruit. Verpulverde ze tot moes. Bloedsinaasappels. Rode bieten. Stengels bleekselderij. Hij had het elke dag gedronken. Mijn glas aangenomen. Alles doorgeslikt.

 

‘Ik zal goed voor je zorgen. Dat beloof ik. Ik laat je niet achter met niets.’ Hij vertrok, nam zijn kleding, papieren en laptop mee en liet me achter in ons huis. Bij de deuropening draaide hij zich om en zei aarzelend: ‘Maak je geen zorgen om mij. Ik red me wel.’

Ik maakte me geen zorgen om hem. Ik wist waar hij heen ging. Naar haar. Glimlachend, een rij rechte tanden. Wachtend op hem in een donkergroene jurk. Het was het enige beeld dat ik van haar had. Het was gladgestreken door mijn eigen hand.

Ik haalde de tulpen uit de vaas en nam ze mee naar de keuken. De prachtige bladeren, het goud uit de stampers glinsterend in het licht. Mijn bruidsboeket. Ik zuchtte en haalde de blender uit de kast. Zoals altijd pelde ik de sinaasappels en schonk bietensap in de kom. Ik pakte een bleekselderij en zocht naar een scherp mes. De blender was een belofte. Een idee van hem. ‘Ik wil dat we gezond blijven. Zodat we samen heel oud kunnen worden.’

Ik geloofde het. Iedere dag opnieuw. Dagen vol sap. Dagen die eindigden naast elkaar in bed, terwijl hij stiekem verlangde naar vlees. Ik keek naar de tulpen op het aanrecht en dacht aan de foto. Ze had zich in hem vastgebeten en bij mij vandaan gesleept.

Een voor één propte ik de bloemen in de kom, hakte de stelen kapot, trok de bladeren uit de stamper.  Haar tanden waren scherp, haar ogen grijs.

 

*

 

Dit verhaal verscheen online bij Tijdschrift Ei

bottom of page