Milou Voskuilen
Angel.
Ik stel me zo voor dat de kogel ontsnapt, vurig
zoals een zaadcel zich haast om de eerste te zijn,
de zalm tegen de stroom in zwemt
om te paren en sterven. Ik stel me zo voor dat je zit
op je bed, op de bank, de rand van de tafel, de muur achter je
gebouwd door je vader. Je bent hier geboren,
waarom vergeet ik dat steeds?
Er leven vogels onder het dak, skelet van hout,
grijze pannen gelegd door jouw vader. Bijennesten,
hun gezoem overal. Ze vallen versuft naar beneden,
naar binnen. Ik hoor ze vliegen
tegen het glas, steeds luider en luider.
Ik ben twintig, ik ken de lijnen
waar we ons in bewegen. Ik staar naar de bijen
die door hun spiegelbeeld proberen te breken.
Denk aan de vlekken, de vragen,
de vage gedachten. – Je moest eens weten
wat voor een rotzooi je hebt achtergelaten.
*
Dit gedicht maakt deel uit van de reeks De anatomie van een zelfmoord die in zijn
geheel in Tirade verscheen.