top of page

Angel.

 

Ik stel me zo voor dat de kogel ontsnapt, vurig

zoals een zaadcel zich haast om de eerste te zijn,

de zalm tegen de stroom in zwemt

om te paren en sterven. Ik stel me zo voor dat je zit

op je bed, op de bank, de rand van de tafel, de muur achter je

gebouwd door je vader. Je bent hier geboren,

waarom vergeet ik dat steeds?

 

Er leven vogels onder het dak, skelet van hout,

grijze pannen gelegd door jouw vader. Bijennesten,

hun gezoem overal. Ze vallen versuft naar beneden,

naar binnen. Ik hoor ze vliegen

tegen het glas, steeds luider en luider.

 

Ik ben twintig, ik ken de lijnen

waar we ons in bewegen. Ik staar naar de bijen

die door hun spiegelbeeld proberen te breken.

Denk aan de vlekken, de vragen,

de vage gedachten. – Je moest eens weten

wat voor een rotzooi je hebt achtergelaten.

 

*


Dit gedicht maakt deel uit van de reeks De anatomie van een zelfmoord die in zijn

geheel in Tirade verscheen.

bottom of page